Monumentaal erfgoed 1900-1920
Rond het begin van de 20e eeuw werd onze regio serieus ontdekt. Villa’s verrezen uit de grond, oorspronkelijk alleen 's zomers bewoond. De tuinen en parken rond de huizen waren erg groot, want de grond was goedkoop, zo'n 45 cent de vierkante meter.
Van Dokkum beschreef onze omgeving in 1918 als volgt: ‘het prachtige villa-park Bosch en Duin, waar door de architecten op lofwaardige wijze gebruik werd gemaakt van het geaccidenteerde terrein. Hoog op de heuvels tusschen de met tact gedunde groepjes dennen liggen de landhuizen fier en pathetisch en door de duindellingen slingeren zich de witbestoven klinkerwegen. Er is hier werkelijk met ernst gepoogd, het terugdringen der natuur door de kultuur te verzachten door aanpassing van den bouw bij het kostelijke heide-decor.’
Rijksmonumenten
Uit de periode 1900-1920 stammen dan ook verschillende rijksmonumenten. Deze aanwijzing als cultureel erfgoed is terug te brengen tot een aantal factoren: architectuurhistorische waarde door een kenmerkende bouwstijl of constructiemethode, typologische waarde als zomerhuis en als onderdeel van het villagebied, cultuurhistorische waarde als onderdeel van de geschiedenis.
De meeste rijksmonumenten bevinden zich aan 2 wegen:
- Duinweg: Koetshuis met twee woningen (1902), Villa De Uilenhorst (1904), Villa Hoog Duin (1905), Landhuis Løvdalla (1911), Villa Henny (1914-1916)
- Amersfoortseweg: Huis Ter Wege (1905), Koetshuis (1905) en Landhuis Zandbergen (1754 bouw en 1920 uitbreiding)
Zie voor 2 andere markante huizen uit deze tijd de column 'Ontroerend goed' van Maarten van der Kloet in Bosch & Duin's Belang 7, juni 2007: Conifera (1910) Taveernelaan en Onze Knollentuin (1911) Biltseweg.